Fatima & Ayşe – 8 januari 2014
De eerste echo, wat een spannend moment. Zou alles goed zijn? Ik voelde me heel erg moe en misselijk, dat was al wel een goed teken. En inderdaad, er klopte een mooi sterk hartje. En toen zei de echoscopiste: oh wacht, ik zie er nog een. Wat bijzonder, er groeide twee kleine baby’s in mij. De eerste twaalf weken waren toch erg spannend, maar mijn vertrouwen groeide met de dag. Dit zat goed, ik voel het! Nog steeds vraag ik me af hoe ik me zo heb kunnen vergissen.
Ik voelde me steeds beter en alle echo’s waren goed. Twee sterke kindjes, die het leuk vonden elkaar af en toe een trap te geven tijdens de echo. Ondanks mijn gevoel dat er tenminste een van de twee een jongen zou zijn, werden we bij de twintig weken echo blij verrast; het zijn twee meisjes! Roze kleertjes en schattige jurkjes werden gekocht. Van alles twee. Wat waren we gelukkig. Het was inmiddels december en de feestdagen braken aan. We vierden kerst bij vrienden, pratend over volgend jaar, er zouden dan twee kleine meisjes bij zijn.
Op 30 december heb ik samen met mijn moeder de kinderwagen gekocht, die kregen we cadeau van mijn ouders. De verkoper vertelde nog dat we verzekerd waren voor als het onverwacht toch niet goed zou aflopen. Ik hoorde het amper op dat moment, toch kan ik zijn woorden nu niet meer vergeten. Plannen voor oud en nieuw waren ook gemaakt, ik was inmiddels 22 weken en 3 dagen zwanger, toen ik ‘s middags de slijmprop verloor. Mijn man was aan het werk, ik in volle paniek naar het ziekenhuis. Gelukkig was mijn man snel bij me. In het ziekenhuis bleek alles in eerste instantie goed, ik kreeg alleen nog een inwendige echo. De gynaecoloog die dat deed zag dat mijn baarmoederhals verkort was, maar zei dat dit nog geen reden tot paniek was. Tot ze het hoofd van de afdeling belde, ik zag de paniek op haar gezicht. Ik mocht niet meer lopen en werd met een rolstoel naar boven gebracht en werd direct opgenomen. Daar bleek dat ik ook al sterke weeën had, die ik dus helemaal niet voelde, en kreeg weeënremmers. Ik vroeg nog naïef wanneer ik naar huis mocht, maar nee, ik moest voorlopig blijven. Die avond lag ik daar in mijn bed, mijn man sliep naast me. Ik hoorde het vuurwerk om twaalf uur knallen, hoe kon de wereld feest vieren terwijl ik misschien mijn kindjes ging verliezen.
Een verschrikkelijke periode in het ziekenhuis brak aan met volledige bedrust. Ik moest de vierentwintig weken zien te halen, pas dan zouden ze proberen mijn kindjes te redden. Ik bedenk me nu hoeveel ik vergeten ben van die periode. Ik was er, maar het leek alsof ik niet echt meer leefde. Gefocust op de klok, ik keek naar de secondes die weg tikte. Elk moment bang dat het ging gebeuren. Mensen wilde op visite komen, maar dat kon ik niet aan. De ongemakkelijke stiltes, ik kon niet praten over alledaagse dingen of over wat er zou gaan gebeuren als…De klok, daar ging het om. Weer een uur voorbij, weer een dag voorbij. Regelmatig kreeg ik weer weeën, die konden worden geremd. Na 3 dagen, op vrijdag verloor ik bloed en werden de weeën heftiger. Wat een paniek, ik dacht nu gaat het gebeuren. Maar de weeën zakte weer af en ik kwam weer een nacht goed door. Op zondag kregen we een echo, een vruchtzak kwam al een stuk door de baarmoedermond, maar het vruchtwater was nog voldoende. Mijn bloedwaarden lieten zien dat ik geen infectie, dus antibiotica was niet nodig. Mijn man sliep elke nacht bij me en overdag was mijn schoonzus er. Elke dag voelde ik mijn meisjes bewegen en hoorden we hun sterke hartslag. Ik praatte tegen ze, hoe sterk ze waren en hoe trots ik op ze was. We moesten volhouden, met z’n drieën moesten we het redden. Wat haatte ik mijn lichaam, waarom gaf het op terwijl mijn kindjes zo sterk waren. Op woensdag, drie dagen voordat ik vierentwintig weken zou zijn, zou ik overgeplaatst worden naar het Erasmus ziekenhuis in Rotterdam, daar hadden ze ervaring met extreem premature baby’s. Die ochtend kreeg ik te horen dat er geen plek was. Wat was dit een klap, het leek of alles verloren was. Hier had ik naartoe geleefd, als we eenmaal daar waren zou het goed komen. Het zou de volgende dag worden, de ambulance was al geregeld. Ik denk dat die tegenslag teveel voor me was geworden, die middag braken mijn vliezen. Met gebroken vliezen zouden ze toch ook nog wel kunnen blijven zitten. Maar mijn lichaam besloot anders, de weeën begonnen vlak daarna in alle hevigheid. Mijn man werd gebeld, en ook onze ouders. Iedereen was in het ziekenhuis en ik moest nadat ik het toch nog zo lang heb kunnen rekken, drie dagen ‘te vroeg’ gaan bevallen van mijn meisjes. Vooraf hadden we gezegd dat we ze niet wilden zien, hoe moesten we ze vasthouden en kussen om ze vervolgens vaarwel te zeggen. De bevalling was heftig, mijn man en moeder waren erbij. Toen Fatima om half tien ’s avonds geboren werd, voelde ik haar bewegen tegen mijn benen Wat raakte ik in paniek. Ze werd meegenomen naar een aansluitende kamer. Mijn moeder zag dat ze nog leefde en is gelijk met haar meegegaan en heeft haar vastgehouden. Wat ben ik haar hier nog altijd dankbaar voor. Ayşe kwam zeven minuten later en ook zij werd meegenomen. Hoewel ik nu nog altijd spijt van mijn keuze op dat moment, ben ik er zo dankbaar voor dat mijn meisjes de laatste minuten van hun leven hebben gelegen op de plek die voor mij altijd zo veilig voelt, bij mijn moeder. Mijn moeder heeft ons ervan kunnen overtuigen ze toch vast te houden. Godzijdank. We hebben ze geknuffeld, gekust, verteld hoeveel we van ze houden en hoe graag we ze bij ons hadden gehad. En de angst hoe ze eruit zouden zien was zo onnodig, wat waren ze mooi; prachtige complete, maar veel te kleine baby’s. Ze zijn nog een paar uur bij ons geweest en toen werden ze meegenomen, een beeld die voor altijd op mijn netvlies blijft staan. Daar gingen ze, onze prachtige engeltjes.
Acheraf bleek dat ik toch een infectie had in mijn baarmoeder, wat als ik toch antibiotica had gekregen, hadden ze dan nog wel blijven zitten? Wat als… wat heb ik dat nog vaak gedacht. Wat als ze toch hadden geprobeerd om ze te redden, ze waren toch sterk?
De volgende dag mocht ik naar huis, de drempel van het ziekenhuis kon ik letterlijk niet over stappen. Mijn kindjes zijn nog hier, ik kan niet weg! Drie dagen later zijn ze begraven, voor altijd samen.
De periode daarna is niet te beschrijven, hoe kon de wereld doorgaan als de onze was gestopt. Waarom moest ik eten als ik eigenlijk niet meer verder wilde. Ik was apathisch, het enige was ik deed was huilen. Ik was leeg, letterlijk en figuurlijk. En het schuldgevoel, zij waren gezond, het moet wel mijn schuld geweest zijn. De ochtenden waren het ergst. Wakker worden, automatisch met mijn handen over mijn buik wrijven, en dan weer die klap. Weer opnieuw het besef dat onze kindjes er niet meer zijn. Mijn buik leeg, onze meisjes begraven. De pijn die me weer naar de keel greep, paniek en het intense verdriet, elke ochtend opnieuw. Ik wilde niemand zien, angst om mensen weer onder ogen te komen, paniek om de straat op te gaan. Moeten praten terwijl zelfs ademhalen niet meer vanzelf leek te gaan. Ik kan niet in woorden vertellen hoe het voelt, maar ik kwam erachter dat je hart letterlijk pijn kan doen van verdriet. Het was kapot, gebroken in duizend stukken.
Nog altijd mis ik twee stukjes van mijn hart, meegenomen door mijn engeltjes. Inmiddels voelt het vertrouwd, het hoort bij mij, voor altijd een herinnering dat hún hartjes geklopt hebben, al was het alleen in mij. Gezegend met nog een gezonde dochter en zoon, missen we onze dappere, prachtig mooie meisjes nog elke dag.